Diep Veneuze Trombose (DVT)

Patiënteninformatie

Lees meer in de volgende bladen:

De behandeling van een trombosebeen wordt meestal thuis gedaan en bestaat uit twee delen:

1. Antistollingsmedicatie

Het lichaam zal de bloedstolsels na een tijd meestal zelf opruimen. Het doel van de behandeling is uitbreiding van stolsels tegengaan. Ook wordt het ontstaan van nieuwe stolsels voorkomen. Dit gebeurt met antistollingsmedicatie. De behandeling kan bestaan uit pillen met en zonder spuitjes.

Pillen zonder spuitjes

Apixaban, dabigatran, edoxaban en rivaroxaban zijn antistollingspillen die direct na inname werken. Deze pillen neem je volgens een vaste dosering en op een vast tijdstip op de dag in. 

In het MUMC+ wordt meestal apixaban voorgeschreven. De eerste 7 dagen slik je iedere dag 2 keer 2 pillen apixaban. Daarna slik je iedere dag 2 keer 1 pil apixaban. Het is belangrijk apixaban iedere dag 2 keer te slikken, ’s morgens en ’s avonds. Neem de pillen elke dag op dezelfde tijd in, bijvoorbeeld om 8 uur ’s ochtends en 8 uur ‘s avonds. De pil kan met of zonder voedsel worden ingenomen. Je kunt de pil ook fijn malen als doorslikken lastig is. Houd je altijd aan het voorschrift van de arts om te zorgen dat de apixaban goed werkt. Let op, indien je dabigatran, edoxaban of rivaroxaban krijgt, geeft de arts aan hoe je deze dient in te nemen!

Pillen met spuitjes

In uitzonderlijke situaties kan het zijn dat je andere antistollingspillen (acenocoumarol en fenprocoumon) krijgt. Voor de behandeling met deze pillen wordt je begeleidt door de trombosedienst. Bij de start van deze behandeling  krijg je tijdelijk ook antistollingsspuitjes. Na een paar dagen, als het bloed ‘dun’ genoeg is, hoef je alleen de pillen te slikken. Je kunt dan stoppen met de spuitjes. De trombosedienst neemt contact met je op als dit mag. De spuitjes kunnen door jezelf, een familielid of kennis, of door de thuiszorg gezet worden. Je bloed wordt regelmatig gecontroleerd door de trombosedienst. De trombosedienst bepaalt de INR-waarde van je bloed. INR staat voor International Normalized Ratio en geeft de snelheid aan waarmee je bloed stolt. Wanneer je antistollingspillen als acenocoumarol of fenprocoumon slikt, zal de INR-waarde toenemen. Met andere woorden: het bloed zal langzamer gaan stollen. Een hoge INR betekent dus dat het bloed langzaam stolt. Een lage INR duidt erop dat het bloed snel stolt. Binnen 24 uur na de bloedafname geeft de trombosedienst door hoeveel pillen je moet slikken en wanneer de volgende controle is.

2. Zwachtelen en steunkous

Op de spoedeisende hulp krijg je een Struva 35 kous. Deze kous helpt mee aan een goed herstel. Ook wordt de kans op het post-trombotisch syndroom kleiner. Draag de Struva 35 kous overdag. Zorg dat de kous niet dubbel zit en geen vouwen heeft.

Soms is de Struva 35 kous niet mogelijk of niet gewenst. Dan krijgt je zwachtels. Je krijgt van de spoedeisende hulp 2 doosjes zwachtels mee naar huis. De thuiszorg komt zo snel mogelijk na je bezoek aan het ziekenhuis bij je thuis om te zwachtelen.

Woon je niet in Nederland? Dan komt de thuiszorg niet bij je thuis om je been te zwachtelen. Maak dan een afspraak op de polikliniek dermatologie: telefoonnummer 043-3875783.

Wanneer het been voldoende geslonken is, vaak na ±14 dagen, moet je een steunkous laten aanmeten. Deze kous moet je minimaal 6-24 maanden te dragen.

Polibezoek

Na 2 tot 3 weken kom je op controle bij het Hart+Vaat Centrum. Tijdens deze controle bespreken we:

  • De oorzaak van de longembolie
  • Of er extra onderzoek nodig is
  • Hoe lang je de pillen moet slikken

De pillen moet je tenminste 3 tot 6 maanden slikken.