Wat is een longembolie?
Een longembolie wordt veroorzaakt door een bloedstolsel in de vaten van de longen waardoor de normale bloeddoorstroming verhinderd wordt. Over het algemeen treden klachten vrij plotseling op. Een enkele keer gaat het geleidelijk; het duurt dan enkele dagen tot weken voordat duidelijk is dat er iets niet in orde is.
© LongfondsSymptomen
Als er een afsluiting van een longslagader is ontstaan door een longembolie dan kunnen de volgende verschijnselen optreden:
- U gaat heel snel en oppervlakkig ademhalen
- Het ademhalen doet erge pijn
- U krijgt het heel benauwd
- U moet hoesten
- Soms hoest u sliertjes bloed op
Door de aanwezigheid van een stolsel in de longslagader kan er een hoge bloeddruk in de longslagaders ontstaan, ook wel pulmonale hypertensie genoemd. Deze aandoening treedt op bij 1-3% van alle patiënten na een longembolie. De verschijnselen zijn:
- Toenemende ernstige kortademigheid
- Flauwvallen
- Dikke enkels aan het einde van de dag
Als pulmonale hypertensie tijdig wordt herkend is deze goed te behandelen.
Oorzaken
Vaak ontstaat een longembolie door trombose, omdat er een stolsel los schiet uit de diepe veneuze vaten van het been. Zo’n losgeschoten stolsel wordt een embolie genoemd. Het stolsel kan zich verplaatsen met de bloedstroom mee en loopt vast in de kleine bloedvaatjes van de longen.
Gevolgen
Een longembolie kan dodelijk zijn. Vandaar dat u zo spoedig mogelijk behandeld moet worden als er trombose bij u ontdekt wordt.
Wat is Trombose?
Trombose is een aandoening waarbij er bloedstolsels ontstaan in de bloedvaten. Een bloedstolsel kan een bloedvat geheel of gedeeltelijk afsluiten. Het kan levensbedreigend zijn als er een bloedstolsel terecht komt in de longen.
Een ander woord voor bloedstolsel is ‘trombus'. Vandaar dat deze aandoening ‘trombose’ heet. Trombose ontstaat meestal in een ader. Een ader is een bloedvat dat bloed naar het hart toe voert. Een ander woord voor ader is vene, vandaar dat deze vorm van trombose veneuze trombose heet. Als mensen het over trombose hebben, bedoelen ze meestal veneuze trombose. Een bloedstolsel kan ontstaan in een ader die vlak onder de huid ligt, maar ook in een ader die dieper gelegen is. In dit laatste geval is er sprake van diep veneuze trombose (DVT). Als het bloedstolsel loskomt van de ader spreken we over een embolie.
Sluit een bloedstolsel een slagader af, dan is er sprake van arteriële trombose. Gevolgen zijn o.a. een hartinfarct of herseninfarct. Het kan ook aanleiding geven tot de chronische aandoening PAV (perifeer arterieel vaatlijden).
Oorzaken
Trombose ontstaat als het systeem van stolling en antistolling uit balans is. In ons bloed zitten stoffen die zorgen voor stolling: als we een wondje hebben maakt het lichaam snel een stolsel aan zodat het bloeden stopt. Op dat moment stopt ook de stolling en wordt een overtollig stolsel weer afgebroken. Zo blijft het systeem van stolling en antistolling in evenwicht. Bij trombose gaat het mis in dit systeem: het bloed stolt terwijl er geen wond is of het blijft stollen ook als de wond al dicht is. Er zijn drie factoren die daarbij een rol spelen: de toestand van de vaatwand, de toestand van de bloedstroom en de samenstelling van het bloed. Deze drie factoren worden de Trias van Virchow genoemd.
Als een van deze drie factoren verandert, neemt het risico op bloedstolsels toe:
- De wand van een bloedvat is aangetast, bijvoorbeeld door een operatie of bij aderverkalking, dan kan makkelijk een stolsel ontstaan aan de vaatwand.
- Het bloed langzamer stroomt door lang stilzitten of liggen bijvoorbeeld na een operatie of bij ziekte, is de kans groter dat er een stolsel ontstaat.
- De samenstelling van bloed verandert, door bijvoorbeeld zwangerschap of ziekte, dan kan eerder een stolsel ontstaan.
©Trombosestichting